DOOR DE BALIEBRIL (15)

29-04-2024

De advocaat en de organisatie van zijn beroep

In 2022 organiseerde de Organisatie van Vlaamse Balies (OVB) haar congres met als titel “De Jungle van het Recht”.

Als “gewone” advocaat heb ik daaraan deelgenomen. Ik werd er, misschien ook door de beperkingen van de corona-periode, erg enthousiast over de onderwerpen waarmee “de balie” bezig was.

Zoals wel meer confraters die niet betrokken zijn bij de werking van de balie had ik heel wat vragen over wat die ‘verre’ OVB allemaal deed, of onze baliebijdrage wel goed besteed werd, of de belangen van ‘de advocaten’ wel goed behartigd werden, enz.

Mijn interesse na het OVB-congres, en mag ik ook toevoegen, mijn enthousiasme, was voldoende groot om mij bij de volgende verkiezingen voor de Algemene Vergadering van de OVB kandidaat te stellen.

Intussen is het mij duidelijk dat de OVB goed gedocumenteerd haar rol als enerzijds belangenbehartiger van de Vlaamse advocaten opneemt en anderzijds veel inspanningen levert voor een efficiënte rechtsbedeling en laagdrempelige toegang tot het recht voor de rechtszoekende.

De Limburgse, en bij uitbreiding alle Vlaamse, balies zetten zich in om enerzijds de OVB aan te vullen en anderzijds het concrete veldwerk voor de advocatuur uit te werken, ook als het moeilijk is.

Wil dit zeggen dat alles binnen de OVB en de Limburgse balie goed  verloopt en geen verbeteringen kunnen worden aangebracht? Neen, verbetering is op alle vlakken, altijd mogelijk.

In elk geval zetten de leden van de raad en ook de afgevaardigden in de Algemene Vergadering van de OVB zich naar best vermogen in om binnen de mogelijkheden en beperkingen van hun mandaat er het beste van te maken.

Zelf behoor ik niet tot de groep die door een gewezen OVB-voorzitter werd omschreven als “baliemandarijnen” en bekijk onze beroepsorganisatie, lijkt mij nog, vanuit een ander perspectief. Maar in elk geval ben ik ervan overtuigd dat het goed is om zoveel mogelijk confraters bij de werking van onze balie te betrekken, al dan niet in het kader van een verkozen functie.

Het is goed dat iedereen die zich inzet daar zijn eigen motivering voor heeft en het is vooral goed dat iedereen dat vanuit zijn eigen (of vanuit een andere invalshoek), ervaring, kennis en persoonlijke inzet  doet.

Nadenken over de werking van de raad is nodig en nuttig, zoals het voor elke organisatie nuttig en verrijkend is om over zijn werking na te denken.

Persoonlijke inzet en enthousiasme voor het beroep en voor de organisatie ervan zijn m.i. even belangrijk als kennis en ervaring. Het koppelen van het ene aan het andere is niet altijd eenvoudig.

“Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren” , “en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat”.

Dit citaat van Willem Elsschot, waarvan vaak enkel het eerste deel wordt aangehaald, maar dat ik volledig kon lezen in een bijdrage in JUBEL van een bekende Limburgse Law-influencer, is ook helemaal van toepassing op zowel de OVB als op onze eigen balie.

Belangrijk is wel dat we met gretigheid zowel ons werk als advocaat kunnen blijven doen als dat we onze beroepsorganisatie kritisch blijven bekijken.

De advocaat is in de afgelopen decennia ook ondernemer geworden en moet dus de regels van het Wetboek van Economisch Recht naleven.

De advocaat is anderzijds ook nog een ‘vrije beroeper’ en de discussie gaat er niet over of de advocaat het ene of het andere is maar wel dat hij/zij beide is of met andere woorden dat hij ook of meer is dan een ondernemer.

Het statuut van ondernemer heeft de advocatuur heel wat bijkomende verplichtingen opgelegd en heeft de advocatuur verplicht om haar deontologie aan te passen.

Zoals steeds is het goed om voor ogen te houden dat nieuwe omstandigheden ook nieuwe mogelijkheden bieden ook als we soms weemoedig achterom kijken. Maar het is ook goed om te beseffen dat het idee dat we hebben dat het ‘vroeger (veel) beter’ was helemaal niet correct is. Het menselijk geheugen is erg selectief en de menselijke geest romantiseert ook graag, maar ook dat is van alle tijden.

In elk geval is het beter om te denken in termen van oplossingen dan in termen van problemen.

De maatschappij is voortdurend in beweging, zelfs al is het niet altijd duidelijk in welke richting, maar dat vergt van de ‘deelnemers’, dus ook van de advocatuur (de advocaten en hun beroepsorganisatie(s)) alertheid voor veranderingen en aanpassingsvermogen.

Het is menselijk dat nieuwigheden (vaak) weerstand oproepen en dat vraagt dus inspanning en de wil om vooruit te denken.

Het is goed dat ook de balie alle ideeën over de toekomst ter kennis neemt en dus ook rekening houdt met de bezorgdheden van alle advocaten.

Het is dan ook nuttig dat zoveel mogelijk confraters deelnemen aan dit debat.

 

Wilfried REMY