DOOR DE BALIEBRIL (12)

22-01-2024

De consorors

De jaarlijkse nieuwjaarsreceptie van balie Limburg was best wel gezellig.  De vele aanwezigen dienden eerst wat door de sneeuw te schuiven om dan dicht op elkaar gepropt nogmaals te ondervinden dat Balie Limburg écht wel de gezelligste balie van het land is.  Het weerzien met enkele ere-confraters, die alhoewel ze met pensioen zijn, zich toch nog altijd thuis voelen aan de balie toont aan dat een oud begrip zoals “confraterniteit” voor hen nog iets tastbaars betekent.

Er waren ook de vele gedreven jonge confraters, waarvan velen aan het begin staan van hun professionele carrière. Ze stralen enthousiasme uit en hebben nog niet vervulde idealen. Ze zullen nog allerhande hindernissen op hun weg ontmoeten en hopelijk zal hen dan niet ontmoedigen, want ze zijn nodig voor het beroep. De balie kan enkel overleven als er constant nieuwe schakels bijkomen. De jonge confraters moeten zelf kritisch blijven en mogen zeker niet slaafs alles ondergaan, want iedere generatie heeft ook waardevolle ideeën die hun plaats moeten krijgen.

De receptie zelf werd georganiseerd door de conferentie van de jonge balie. In Limburg is het bestuur erg jong. Hun belangeloze inzet en de vele kwaliteitsvolle activiteiten die ze organiseren verdienen niet enkel waardering, maar tonen ook aan dat een balie meer is dan enkel prestaties leveren voor de cliënt of de patron. De jonge balie slaagt er steeds weer in om een soort groepsgevoel te doen ontstaan en dat warm te houden. Ook als het beroep grondig wijzigt.

Geen nieuwjaarsreceptie zonder toespraak van de stafhouder. Die vertelde eerder in besloten kring dat hij zich met frisse tegenzin van die taak zou kwijten, maar daar was niets van te merken. Hij vertelde begeesterend en met flair over de plannen van de balie. Het kwam er eigenlijk op neer dat hij vindt dat het goed gaat met balie Limburg en dat hij hoopt dat dit in 2024 wordt bestendigd.  Hij zette verschillende confraters in de bloemetjes, zoals het een goede stafhouder betaamt. Daarnaast hoopt hij ook dat de wetgever nog voor de verkiezingen het wetsontwerp over de modernisering van de advocatuur goedkeurt en het op termijn dan mogelijk wordt dat advocaten bedienden zijn (van een andere advocaat).

Als uitsmijter liet de Stafhouder met een knipoog weten dat er nu nog nipt meer mannen dan vrouwen aan de balie zijn. Zeer binnenkort zal Limburg dus meer consorors dan confraters tellen. Dat zou vroeger spectaculair nieuws zijn, maar dat is het natuurlijk al lang niet meer. Al enkele jaren beginnen steeds meer vrouwelijke juristen aan de baliestage, zodat het in de sterren geschreven stond dat zij de meerderheid zouden vormen. In het bestuur van de conferentie van de jonge balie zijn ze ook al ruim vertegenwoordigd, al is er nog ruimte voor een inhaalbeweging binnen de raad van de orde. Natuurlijk is de vice-stafhouder een vrouw, zodat er een perspectief is dat zij de volgende stafhouder zal zijn.

Dé vraag is natuurlijk of het nu maakt dat die evolutie ook zal betekenen dat dit de werking van de balie zal wijzigen. Daar zijn niet onmiddellijk aanwijzingen voor, maar dat is misschien een wat voorbarige conclusie. In ieder geval is het beroep permanent in evolutie en dat vereist ook een aangepaste benadering van de wijze waarop het beroep in de toekomst wordt uitgeoefend.  Daarbij valt te denken aan de wijze waarop de juridische tweedelijnsbijstand wordt georganiseerd en de vraag of de overheid daar meer controle op zal uitoefenen en strenger wil zijn over de wijze waarop die prestaties worden vergoed. De advocaat die een dossier in de tweedelijnsbijstand behandelt mag in principe niet anders handelen dan wanneer het om een betalende cliënt zou gaan en allicht zal dat ook in de nabije toekomst strenger worden bekeken. Er is ook de vraag of advocaten andere beroepsactiviteiten mogen hebben. De bestaande ruime en soepele regeling wordt door sommigen in vraag gesteld en is voorwerp van debat. Daarnaast zijn er ook de steeds grotere wettelijke verplichtingen (zoals die onder meer voortvloeien uit de anti-witwas, de GDPR e.a.) die confraters doen twijfelen om zelf met een eigen kantoor te starten.  Het zijn de uitgagingen van een beroep in evolutie. Het komt iedereen toe om daarover grondig na te denken en het debat mee vorm te geven.  Daarbij maakt het niet uit of de bedenkingen nu komen van confraters of consorors.

Hugo LAMON