LEES HIER DE VISIES VAN DE KANDIDATEN VICE STAFHOUDER

22-06-2024

Hieronder leest u de vragen die gesteld werden aan de kandidaten vice stafhouder, mét de antwoorden van beide kandidaten.

 

1.

De raad van de Orde heeft in de loop der jaren veel bevoegdheden moeten overdragen aan de Orde van Vlaamse Balies. Zullen de kandidaten vice stafhouder ijveren en op de barricades staan voor een (nog) sterkere OVB (met op korte termijn misschien zelfs de afschaffing van de lokale raad) of vinden ze daarentegen dat het lokale niveau moet worden versterkt met bijkomende lokale deontologische regels? Moet Limburg zich als een eiland opstellen om rekening te houden met de lokale eigenheid of moet daarentegen worden gestreefd naar zoveel mogelijk gelijkschakeling met wat er in andere provincies gebeurt? 

 

Erik Schellingen:

Zoals u weet, heb ik zowel op het niveau van de balie als op het niveau van de Orde van Vlaamse Balies bestuurservaring opgedaan en is mijn visie u ongetwijfeld goed bekend.

 

Mijn standpunt over dit onderwerp is trouwens ook bij het indienen van mijn kandidatuur als vice stafhouder al weergegeven: “In een razendsnel veranderende advocatuur is een sterke lokale orde van bijzonder groot belang. Nabijheid primeert. Een kwaliteitsvolle balie met haar Limburgse eigenheid, in constructief overleg met de Orde van Vlaamse Balies”.

 

Ik geloof dus zeer sterk in een vorm van samenwerkingsfederalisme die er moet zijn tussen de lokale balies enerzijds en de Orde van Vlaamse Balies anderzijds. Een sterke Orde van Vlaamse Balies is nodig om de enorme uitdagingen op internationaal en nationaal niveau voor de advocatuur aan te kunnen, maar dit kan hoegenaamd niet zonder een performante en krachtige lokale balie, dé thuishaven van de Limburgse advocaat.

 

Er is nood aan kruisbestuiving, optimale samenwerking, kortom verbinding in het belang van onze mooie beroepsgroep en de rechtzoekende. De “unique selling proposition” van de advocatuur die ons onderscheidt van andere beroepen moet dus gevrijwaard worden door zowel de Balie Limburg als de Orde van Vlaamse Balies.

 

Bert Vandenreyt:

Ik ben tegen de afschaffing van de lokale raad van Orde en ben dus een aanhanger van het ‘vinger aan de pols’ principe. Dit laat toe om lokale noden beter in te schatten, niet louter om eventuele tuchtrechtelijke problemen beter vast te stellen, maar ook om de laagdrempeligheid te behouden, vb. confraters die vereenzaamd raken en/of sociale- of financiële problemen hebben. Het is voor iedere balie dus erg belangrijk dat zij lokaal goed verbonden blijft. Dit betekent niet dat Limburg een eiland moet zijn. Het spreekt voor zich dat er op bepaalde domeinen moet gekeken worden  naar  best practics bij andere balies, bijvoorbeeld de huidige uniformisering van de tuchtrechtelijke procedures binnen de verschillende balies.

2.

Steeds meer advocatenkantoren - ook in Limburg - worden het slachtoffer van cyberaanvallen. De oorzaak ligt dan soms bij het ontvangen van e-mails van confraters die onvoldoende aandacht hebben voor IT-security en daarmee ransomware-attacks veroorzaken bij de confraters. Dat is natuurlijk een grote uitdaging voor de OVB, maar vinden de kandidaten vice stafhouder dat ook de lokale balie daar een rol heeft te spelen, zodat er meer aandacht komt voor het probleem en advocaten van onze balie ook meer bescherming kunnen genieten?

 

Erik Schellingen:

Digitalisering, Artificial Intelligence, Blockchaintechnologie, Smart contracts, Cybersecurtiy…

De wereld rondom ons, dus ook onze advocatuur, verandert in een ijltempo.

 

Uiteraard geloof ik er sterk in dat wij als advocatuur mee op deze Tgv-trein moeten springen. Dit is de toekomst en wij moeten deze omhelzen.

 

De futurist Christian Kromme zei het al op het afgelopen OVB-congres van 26/04/2024 ‘de Magie van het recht’: ‘Go Digital, Stay Human’ (de Soft Skills van de advocaat blijven primordiaal).

De Vlaamse advocaat is, gelukkig, collectief verzekerd tegen cyberaanvallen, maar de Balie Limburg blijft een belangrijke rol spelen, waarbij ik hoofdzakelijk denk aan sensibilisering en vorming voor de Limburgse advocaat. Geen enkele confrater mag achterblijven op de digitale snelweg!

Bert Vandenreyt:

IT-security is een probleem dat zeker moet aangepakt worden, al was het maar omdat de cybersecurityverzekering die afgesloten werd door de OVB en waarvoor iedere advocaat jaarlijks meebetaalt (via de baliebijdrage) een aantal voorwaarden voorziet om te kunnen genieten van dekking bij een eventuele cyberaanval.

 

Het lijkt mij aangewezen dat het CBLB  op regelmatige basis  seminaries organiseert over  IT-security. Ik wil zelfs een stap verder gaan en  jaarlijks en ad random, een twintigtal confraters selecteren die  worden gecontroleerd door een specialist  zodat er nagekeken wordt op  welke wijze er om gegaan wordt met IT-security. De specialist die dit uitvoert kan dan aanwijzingen geven welke stappen dienen ondernomen te worden om te voldoen aan een aantal minimumvoorwaarden.

 

3.

Er is soms nogal wat wrevel over de manier waarop de advocatuur in de media komt.  Is het écht zo dat er voor strafpleiters een andere deontologie geldt? Wat vinden de kandidaten vice stafhouder van een baliewoordvoerder, die in de media op neutrale manier duiding zou geven en op die manier de gehele Limburgse balie op de kaart zou zetten om alzo het vertrouwen in de advocatuur te versterken?

 

Erik Schellingen:

De perceptie die weergegeven wordt in de vraag dat er (mogelijks) een andere deontologie geldt voor strafpleiters dan voor de rest van de advocaten is naar mijn bescheiden mening niet volledig juist. Deontologie geldt vanzelfsprekend voor alle advocaten. Zonder deontologie zal onze beroepsgroep verdwijnen.

 

De Codex Deontologie voor Advocaten zou voor elke advocaat een handboek, een leidraad moeten zijn ongeacht of u civilist, ondernemingsadvocaat, fiscaal advocaat, milieurechtadvocaat, advocaat gespecialiseerd in overheidsrecht of wat dan ook bent. Wij zijn allen, en dat maakt ons dus uniek, advocaten met dezelfde deontologie.

 

Een vaststaand feit is natuurlijk wel dat het publiek en de media graag bijzonder veel aandacht besteden aan strafzaken, waardoor de strafpleiter automatisch meer op het publieke forum moet verschijnen. De advocaat heeft trouwens ook de vrijheid van meningsuiting (arrest EHRM Morice t/Frankrijk dd.23/04/2015).

 

Op 11 mei 2023 organiseerde de Balie Antwerpen een zeer interessant congres over het thema ‘advocaat en media’ waarbij nogmaals de kernpunten werden beklemtoond (artikelen 156-158 Codex Deontologie voor Advocaten) zoals onder andere het eerbiedigen van ons beroepsgeheim, het respecteren van het vermoeden van onschuld en het belang van de cliënt centraal stellen.

 

Kortom, voer het proces zeker niet in de media en denk aan de regel dat spreken zilver is, maar zwijgen goud.

 

Een baliewoordvoerder op Limburgs niveau? Naar mijn mening moeten we ons eerst hoeden voor een veelheid aan baliewoordvoerders die in grote strafzaken namens verschillende balies (waar de verscheidene strafpleiters aan verbonden zijn) zouden spreken. In verdeelde slagorde spreken, komt de advocatuur niet ten goede. Overdaad schaadt.

 

Een woordvoerder op niveau van de Orde van Vlaamse Balies, die de centrale (overkoepelende) Vlaamse advocatuur belicht, is nodig. Uit de recent gepubliceerde justitiebarometer 2024 ‘de blik van de burger’ van de Hoge Raad voor de Justitie blijkt duidelijk dat er nog beter naar de burger moet gecommuniceerd worden gezien het vertrouwen van deze burger in justitie slechts 54% haalt. Er is dus nog werk aan de winkel. De advocatuur heeft hierin ook een voorname rol. Voor de Balie Limburg kan een lokale woordvoerder een goed idee zijn, zoals de parketwoordvoerder of de rechtbankwoordvoerder, die duiding geeft bij rechtszaken in Limburg (en Hof van Beroep Antwerpen). Dit moet natuurlijk altijd in overleg met de primus inter pares, de stafhouder.

 

Bert Vandenreyt:

Ik ben zeker niet tegen een baliewoordvoerder. Ik steun het idee dat er in de media op een neutrale manier duiding moet gegeven worden aan de inhoud van vonnissen en arresten. Dergelijke baliewoordvoerder dient echter op OVB-niveau aangenomen te worden en aangestuurd te worden. Tot voor kort had de OVB een woordvoerder, een gewezen VRT-journalist. – Mevrouw Sofie Demeyer. Het is zeer spijtig dat deze functie niet meer werd ingevuld.

4.

De lokale raad is bevoegd voor de werking van de juridische tweedelijnsbijstand. Wat vinden de kandidaten vice stafhouder daarvan? Dat is een taak die het algemeen belang raakt (het garandeert het recht van iedereen om toegang te hebben tot de rechter) maar het is ook voor nogal wat confraters een belangrijke bron van inkomen. Moet de raad van de Orde zich daar meer mee moeien of wordt dit best (zoals nu het geval is) overgelaten aan een directeur? En zal er voor de aanduiding van de nieuwe directeur een transparante benoemingsprocedure georganiseerd worden? Volgens bepaalde rechtspraak is de OVB - en bij uitbreiding de lokale raad - een administratieve overheid, zodat ook de regels inzake openbaarheid van bestuur zouden moeten toegepast worden. Zijn de kandidaten vice stafhouder het daarmee eens?

 

Erik Schellingen:

De tweedelijnsbijstand (zoals ook de eerstelijnsbijstand) is een anker voor de rechtsstaat, gezien dit de toegang tot een advocaat en tot een rechter mogelijk maakt voor elke rechtzoekende.

 

Rechtshulp is een basis mensenrecht voor eenieder, dat België ook faciliteert door het ter beschikking stellen van financiële middelen voor de tweedelijnsbijstand (150 miljoen euro voor het gerechtelijk jaar 2021-2022).

 

Hetgeen niet onmiddellijk weergegeven is in de vraagstelling over de werking van het BJB is het gegeven dat zeer recent de juridische tweedelijnsbijstand werd hervormd, namelijk door het Koninklijk Besluit van 21/02/2024 alwaar onder meer controle werd overgedragen aan de communautaire ordes. Hierbij aansluitend werd op 15/05/2024 door de commissie van stafhouders binnen de OVB beslist om, in uitvoering van voormeld Koninklijk Besluit, een college van drie auditeurs op te richten die zich zullen focussen op kwaliteitsverhoging, uniformisering en het aansturen van de (lokale) controleurs. In die optiek meen ik dat de organisatie en controle van het BJB een belangrijk gegeven blijft binnen onze Balie Limburg, maar dat rekening moet worden gehouden met voormelde wijziging in normering.

Wat betreft de benoeming van de voorzitter van het BJB (en de auditeurs) heeft de Balie Limburg een gecoördineerd reglement opgesteld, waarbij elke advocaat die in de voorwaarden is zich kandidaat kan stellen en geëvalueerd zal worden na onder meer het beoordelen van een beleidsplan dat de kandidaat indient.

 

Zowel de benoeming van deze voorzitter van het BJB als de werking van het BJB moeten volledig transparant zijn voor alle leden van de balie. Vanzelfsprekend! Dit is een essentiële schakel in goed bestuur van de Balie Limburg. Openbaarheid en motiveringsplicht bij beslissingen mogen geen taboe zij, maar zij mogen zeker geen aantasting zijn van de noodzaak tot zelfregulering van onze beroepsgroep.

 

Bert Vandenreyt:

Ook voor wat betreft de juridische tweedelijnsbijstand vind ik het goed dat dit wordt georganiseerd op niveau van iedere balie. ( In Limburg heeft het BJB een voorzitter en geen directeur). De voorzitter van het BJB heeft geen alleenheerschappij. Ook in de tweedelijnsbijstand gelden de regels van de deontologie en heeft de stafhouder aldus een belangrijke rol om mee de kwaliteit van de tweedelijnsbijstand te garanderen.

 

Vervolgens kan de raad van orde op grond van artikel 508/7 Ger.Wb. een impact hebben op de organisatie en het beleid van de tweedelijnsbijstand. De raad van orde bepaalt de regels en de voorwaarden voor het BJB. Zo worden jaarlijks de lijsten van de advocaten die meewerken aan de raad van orde voorgelegd. De raad van orde  kan voorwaarden opleggen aan advocaten waar ze aan moeten voldoen om diensten te mogen verlenen in het kader van de tweedelijnsbijstand.

 

Voor wat betreft de benoeming van de voorzitter van het BJB is dit voor balie Limburg voorzien in het  reglement van de balie. Meer specifiek voorziet art. 3.2.3. de te volgen procedure.

 

Ik voeg ze hieronder toe:

 

3.2.3.1.

De voorzitter van het BJB wordt door de stafhouder aangesteld en dit overeenkomstig de procedure voorzien in dit reglement.

 

3.2.3.2.

Om zich kandidaat te stellen voor het voorzitterschap zullen de advocaten hun aanvraag moeten indienen bij de stafhouder van de Balie van Limburg.

Iedere kandidaat zal uiterlijk op 31 juli van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het mandaat aanvang zal nemen een beleidsplan overmaken aan de stafhouder.

Om zich kandidaat te kunnen stellen moet de advocaat bij het indienen van het beleidsplan minstens zeven jaren ingeschreven zijn op het tableau van de orde van Advocaten Balie Limburg.

De kandidaten zullen gehoord worden door de stafhouder in de loop van de maand augustus en iedere kandidaat zal zijn beleidsplan kunnen toelichten.

Nadat de kandidaten gehoord zijn door de stafhouder, zal de stafhouder een beslissing nemen met betrekking tot de aan te stellen voorzitter.

Hij zal die beslissing op de eerstvolgende raad voorleggen. Keurt de raad van de orde de beslissing af dan krijgen alle verkiesbare leden van de balie de mogelijkheid om opnieuw een beleidsplan in te dienen bij de secretaris van de orde, uiterlijk vier weken na de negatieve beslissing van de raad van de orde. De raad van de orde zal op de daaropvolgende vergadering waarop de kandidaten worden gehoord, een definitieve beslissing nemen.

 

3.2.3.3.

Het mandaat van de nieuwe voorzitter van het BJB zal aanvang nemen op 1 januari van het kalenderjaar volgend op de aanstelling en geldt voor een periode van drie jaren. Het mandaat van voorzitter van het BJB kan hierna eenmaal verlengd worden voor een periode van drie jaren.

De stafhouder heeft evenwel steeds de mogelijkheid om dit mandaat te beëindigen en dit na overleg met en advies van de raad van de orde.

 

5.

Wat vinden de kandidaten vice stafhouders van de nieuwe vormen van beroepsuitoefening? Is het denkbaar dat verzekeringsmaatschappijen, accountants of psychologen investeren in advocatenkantoren (en er zelfs aandeelhouder van worden) en op die manier zaken (dossiers) bezorgen aan de advocaten (maar ook de winst opstrijken)? Dat is natuurlijk in de eerste plaats een bevoegdheid van de OVB, maar hoe zullen de kandidaten vice stafhouder in dat debat standpunt innemen (er is op dit hierover een zaak hangend voor het Europees Hof van Justitie, zodat de vraag bijzonder actueel gaat worden).

 

Erik Schellingen:

Ook de advocatuur dient vanzelfsprekend open te staan voor vernieuwing.

 

Hierbij mogen we echter absoluut niet één van onze belangrijkste kernwaarden verliezen, namelijk onze onafhankelijkheid. Ons leidmotief.

 

Ik geloof dat een samenwerking tussen advocaten en andere beroepsuitoefenaars, niet- advocaten zoals bijvoorbeeld psychologen of accountants, mogelijk moet zijn.

 

Multidisciplinaire samenwerking of netwerking kan op dit ogenblik, zoals de artikelen 176 en volgende van de Codex Deontologie voor Advocaten, voorzien.

 

Waar ik echter absoluut géén voorstander van ben, is een multidisciplinaire associatie, een vorm waar niet-advocaten investeren in advocatenkantoren en bijvoorbeeld aandeelhouder worden. Dit is voor mij absoluut te vermijden en is terecht op basis van artikel 178 van de Codex Deontologie voor Advocaten verboden, waarbij ik al huiver van het idee dat bijvoorbeeld rechtsbijstandsverzekeraars aandelen zouden verwerven in advocatenkantoren. Dat zal de dag zijn dat wij onze onafhankelijkheid verliezen.

 

Maar, zoals vermeld in de vraag over de rechtszaak die hangt voor het Hof van Justitie in Luxemburg (hiermee wordt wellicht allusie gemaakt op de prejudiciële vraag vanuit het Bayerischer Anwaltsgerichtshof in de zaak Halmer Rechtsanwaltsgesellschaft t/ Rechtsanwaltskammer München), kijk ook ik met grote belangstelling uit wat de rechtspraak binnen de EU hierover zal zijn.

 

Bert Vandenreyt:

Investeringen door investeringsmaatschappijen / accountants in advocatenkantoren :

 

De essentie van ons beroep is onze onafhankelijkheid. Gebrek aan financiële onafhankelijkheid bedreigt onze vrijheid om in eer en geweten op te treden ( cfr. De eed ).

 

Wij moeten kritisch kunnen blijven t.o.v. onze opdrachtgevers, dit geldt zowel voor verzekeringsmaatschappijen, accountants, notarissen enz.

Indien er een opdracht wordt gegeven door een  notaris of door een accountant moet de advocaat steeds op een onafhankelijke wijze kunnen oordelen of de adviezen, de contracten of de aktes die opgesteld zijn wel correct werden opgesteld.

Het gevaar bestaat immers steeds dat wiens brood men eet, diens woord men spreekt.

6.

In Nederland worden advocaten die onvoldoende kwaliteit leveren door de raad van de Orde op de vingers getikt en dat kan daar zelfs aanleiding geven tot tuchtstraffen. Wat vinden de kandidaten vice stafhouder daarvan? Zou een intensere samenwerking met de Universiteit Hasselt in het kader van de permanente vorming een interessante gedachte zijn of vinden ze academische kennis te theoretisch?

 

Erik Schellingen:

Als voormalig bestuurder van de Orde van Vlaamse Balies, destijds bevoegd voor onder meer kwaliteitscontrole en permanente vorming, ben ik uiteraard overtuigd dat een professionele beroepsuitoefening door de advocaat, hand in hand gaat met een vorm van kwaliteitscontrole en vorming.

 

Destijds richtte ik als bestuurder de ‘Peer Review’ op, een collegiale toetsing waarbij een auditor oordeelt of een advocatenkantoor voldoet aan de standaard kwaliteitsvereisten en dit door onder meer een audit van één dag (na bevraging en grondige voorbereiding met checklist).

Van aanvang was het hierbij de bedoeling om advocaten te sensibiliseren dat kwaliteitsmanagement en klantentevredenheid belangrijk zijn. Hierbij is doelbewust gekozen voor vrijwilligheid. Mijn persoonlijke ervaring, na een aantal uitgevoerde Peer Reviews als auditor, is dat advocatenkantoren open staan voor een gesprek, een advies, een begeleiding en dus een vorm van kwaliteitscontrole. Ik ben trouwens hierbij ook voorstander van de zogenaamde intervisie waarbij advocaten in groep kennis en goede praktijken met elkaar delen.

Wanneer de Balie Limburg, via de stafhouder, opmerkt dat er problemen zijn met de kwaliteit van een advocatenkantoor moet de balie kunnen ingrijpen. Eerst door begeleiding en het aanbieden van hulp. Indien echter het advocatenkantoor er niet in blijft slagen te voldoen aan de minimum kwaliteitsvereisten, moet een balie kunnen ingrijpen, bijvoorbeeld bij hardleersheid, met tucht (echter enkel als ultimum remedium). Trouwens, artikel 186 van de Codex Deontologie voor Advocaten verplicht elke advocaat om een ‘infrastructuur’ te hebben die een ‘behoorlijke uitoefening van het beroep mogelijk maakt’.

 

Een samenwerking met de UHasselt of andere onderwijsinstellingen is zeker welkom, waarbij het belang van een goede vorming en permanent leren niet kan onderschat worden.

 

Bert Vandenreyt:

Om te beginnen ben ik van oordeel dat het tot de beroepsfierheid behoort van iedere advocaat  dat hij/zij de nodige kwaliteit biedt in zijn dienstverlening. Dit betekent dat hij/zij consequent seminaries volgt, zeker in de materie waarin de advocaat veel actief is (en dus niet zomaar seminaries volgt om aan het aantal punten te komen voor permanente vorming).

 

Vervolgens is het aan de OVB om te controleren dat de seminaries die aangeboden worden kwalitatief voldoende goed zijn.

 

Ik ben er zeker niet op tegen dat bijscholingscursussen georganiseerd worden door een universiteit, doch dit zie ik op korte termijn niet gebeuren. Bij de universiteiten is er nu al weinig draagvlak om een bijkomende master te organiseren die instaat voor de opleiding van toekomstige advocaten.

7.

Hoe evalueren de kandidaten vice stafhouder de huidige werking van de raad van de Orde? Is er genoeg communicatie met de basis en vinden zij dat de samenstelling representatief is voor de balie? Wat vinden zij overigens de beste beslissing van balie Limburg van de afgelopen jaren en waar zouden zij - indien zij verkozen zijn - volgend jaar prioritair op inzetten?

 

Erik Schellingen:

Zonder een raad van de orde, kan een lokale balie niet bestaan. Zij is de meester van het tableau, hetgeen ook wettelijk verankerd is in artikel 432 Gerechtelijk Wetboek.

De leden van de raad van de orde van advocaten van de Balie Limburg leveren goed werk, dikwijls achter de schermen.

 

Elk jaar kunnen alle Limburgse advocaten hun vertegenwoordigers in de raad verkiezen, waarbij het mij verheugt dat er ook dit jaar meerdere kandidaten zijn, van allerlei slag (grotere kantoren, kleinere kantoren, jongere en oudere confraters…). Dat bijvoorbeeld de voorzitter van de Conferentie van de Jonge Balie thans lid is van de huidige raad van de orde, is een meerwaarde.

In mijn tijd als Jonge Balie voorzitter was het ooit anders. Het is en blijft van belang dat dat de diversiteit die onze mooie Balie Limburg kent, ook vertegenwoordigd kan worden in de raad van de orde. De Balie Limburg moet blijven inzetten op representativiteit en alle confraters stimuleren om actief deel te nemen aan verkiezingen, als kandidaat of als stemgerechtigde.

Wat betreft de communicatie door de Balie Limburg naar haar advocaten, meen ik dat de Balie Limburg alles doet om tijdig, correct en transparant te communiceren. De vernieuwde website is een meerwaarde, ook de berichtgeving via deze website hierop, zoals eveneens via sociale media en WhatsApp.

Echter, in een wereld waar iedereen soms overstelpt wordt door berichtgeving zal altijd moeten nagedacht worden op welke manier het meest efficiënt kan worden gecommuniceerd met de Limburgse advocaat. Een bevraging of studie hiertoe op regelmatige tijdstippen is zeker te overwegen.

 

Wat betreft de vraag welke de beste beslissing is van de raad van de orde van de afgelopen jaren, denk ik - buiten uiteraard het initiatief ‘door de Baliebril’ waar confrater Lamon ons regelmatig bij brengt wat er reilt en zeilt in de juridische wereld en daarbuiten – onder meer aan de keuze van de nieuwe website en bijhorende communicatie aan de advocaten door de Balie Limburg en de oprichting van het comité S dat oog heeft voor de Limburgse advocaat die moeilijkheden ondervindt. De prioriteit moet er de komende jaren in bestaan nog meer verbinding te creëren met de Limburgse advocaat, waarbij de Balie Limburg, zoals eerder gezegd, de thuishaven moet zijn voor de Limburgse advocaat, zowel in rustige wateren als in stormachtig weer.

 

Bert Vandenreyt:

In de afgelopen jaren heeft balie Limburg wel degelijk gewerkt aan een verbetering van de communicatie. Verslagen van de raad van Orde kunnen ingekeken worden via de website en er wordt zoveel als mogelijk informatie meegedeeld via de nieuwe website. Indien er informatie nodig is, zijn de leden van de raad gemakkelijk bereikbaar en aanspreekbaar. Vragen over verzekeringen worden systematisch en snel beantwoord door Mr Jageneau.

 

Wat de representativiteit van de raad van Orde betreft kan ik vaststellen dat advocaten die voldoen aan de voorwaarden zoals ze opgenomen zijn in het baliereglement, kunnen deelnemen aan de verkiezingen. Ieder jaar zijn er wel enkele leden die stoppen en worden zij vervangen door anderen. Het is een gegeven dat advocaten die zich bezighouden met consultancy en de ruimere aspecten van het ondernemingsleven zich niet kandidaat stellen voor de verkiezingen van de Raad van Orde.

 

Dit kan uiteraard een probleem zijn voor de representativiteit doch, nogmaals, iedere advocaat die voldoet aan de voorwaarden opgelegd door de baliereglementen kan deelnemen aan de verkiezingen.

 

Goede beslissingen van de raad van orde  van balie Limburg:

 

De coördinatie en actualisering van het balie reglement

De beslissing om de verhoging van de baliebijdrage te beperken tot 50 euro ondanks de aanzienlijke stijging van kosten o.a. verzekeringspremies

8.

Een vice stafhouder zit ambtshalve ook in de algemene vergadering van de OVB. Wat vinden de kandidaten vice stafhouder over de thema's die daar nu aan de Orde zijn: (i) een wijziging van de deontologie waardoor advocaten bediende kunnen zijn; (ii) de proportionalitietstoets (enkel nieuwe deontologische regels wanneer aangetoond is dat noodzakelijk zijn om de kernwaarden te beschermingen (iii) vreemd kapitaal.

 

Erik Schellingen:

De algemene vergadering is de wetgevende/regelgevende macht binnen de OVB en wordt ook omschreven als het ‘democratisch hoogste orgaan’. Zij bestaat uit de verkozen stafhouders en vicestafhouders (of prostafhouders) die van rechtswege zetelen, aangevuld met 51 rechtstreeks verkozen afgevaardigden, proportioneel verdeeld tussen alle balies. De algemene vergadering wordt nog aangevuld met twee leden met adviserende stem, de stafhouder van de Balie van het Hof van Cassatie en een lid van de CCBE (Council of Bars and Law Societies of Europe).

De Balie Limburg telt, naast de stafhouder en vicestafhouder, 5 afgevaardigden.

De thema’s die aangehaald werden, zijn drieërlei en zijn mij vanuit mijn ervaring als voormalig afgevaardigde en bestuurder van de Orde van Vlaamse Balies zeer goed gekend.

 a) Een wijziging in de deontologie waardoor advocaten bedienden kunnen zijn

 

In het kader van het wetsontwerp van toenmalig justitieminster Vincent Van Quickenborne over de modernisering van het beroep van advocaat (met als hoofdpijlers een hervorming van het toezicht & tucht, de organisatie van het beroep, het ondernemerschap, de onafhankelijkheid en de stage), werd de mogelijkheid voorzien voor de advocaat om, naast het huidige statuut als zelfstandige, in het kader van een arbeidsovereenkomst tewerkgesteld te worden als bediende.

Beide statuten zouden dus naast elkaar bestaan.

 

De minister heeft de Orde van Vlaamse Balies hierbij bevraagd waarbij standpunt werd ingenomen door de Orde van Vlaamse balies waar – meerderheid tegen minderheid – gestemd werd voor de aanvaarding van het statuut van bediende (onder uitdrukkelijke voorwaarde dat het de advocatuur is die het statuut van de advocaat-bediende regelt), dit bij beslissing van de algemene vergadering op 21/12/2022.

 

Onze stafhouder Luk Delbrouck is hierbij trouwens een vurig pleitbezorger voor de invoering van de mogelijkheid tot bediendenstatuut voor de advocaat (hetgeen hij met verve verdedigde in zijn stafhouder repliek op de openingsconferentie van de Balie Limburg van 2022).

 

Het actuele wetgevend initiatief (wetsontwerp houdende modernisering van het beroep van advocaat dd. 06/03/2024) is intussen stilgevallen, waarbij het natuurlijk nu koffiedik kijken is wat de federale wetgever in de toekomst zal doen.

 

Het debat is dus intussen terug aangewakkerd waarbij het momentum er is om als beroepsgroep zelf dit thema te regelen, na opnieuw een gezonde discussie binnen de advocatuur.

 

b) De proportionaliteitstoets

 

De proportionaliteitstoets is wettelijk ingevoerd (na Europese vraag) om alle ordes en beroepsorganisaties te verplichten na te gaan of nieuwe (deontologische) regels wel noodzakelijk zijn, of zij proportioneel zijn, dat zij met andere woorden het juiste evenwicht hebben en mededingingsrechtelijk toegelaten zijn.

 

Binnen de algemene vergadering van de Orde van Vlaamse Balies is regelmatig gediscussieerd of een ‘Cel Proportionaliteit’ moet worden opgericht, waarbij vorige maand mei 2024 de algemene vergadering besliste om dergelijke cel op te richten die de naam kreeg van ‘Cel Evenredigheid’ waarbij nu reglementen worden ontworpen die voorgelegd worden ter stemming/amendering op de algemene vergadering van 26 juni aanstaande. De afgevaardigden van de Balie Limburg zullen dit debat ongetwijfeld verder opvolgen.

c) Vreemd kapitaal

Kapitaalparticipatie door niet-advocaten in advocatenkantoren is een thema dat ook al enige tijd opduikt in de besprekingen van de Orde van Vlaamse Balies. Het omhelst in feite het openstellen van de advocatuurlijke markt aan derden.

 

Vreemd kapitaal in een advocatenkantoor is momenteel zondermeer verboden, volgens artikel

172.5 van de Codex Deontologie voor Advocaten.

 

Het laat niemand binnen de advocatuur onberoerd omdat de grote bekommernis bestaat dat een aantal van onze kernwaarden hierbij in het gedrang zullen komen, met name:

 

- Het belang van de cliënt

- Het beroepsgeheim van de advocaat

- De onafhankelijkheid van de advocaat

- Verbod op tegenstrijd van belangen

 

De Vlaamse advocatuur leeft niet op een eiland zodat wij open moeten (blijven) staan voor dit debat dat uiteraard in een Europees en internationaal kader volop wordt gevoerd, temeer zelfs vreemd kapitaal in familiale context bij onze Franstalige confraters van de OBFG tot de mogelijkheden behoort. Ook in Nederland loopt momenteel een experiment waarbij verzekeraars hun advocaten-in-loondienst mogen inzetten voor niet-verzekerde cliënten (kantoren BrandMR en VvAA Legal op basis van het zgn. rapport WODC – alternatieve bedrijfsstructuren voor advocaten).

 

Naast dit thema zijn er nog tal van belangrijke items die binnen de Orde van Vlaamse Balies zullen worden gevoerd, zoals bijvoorbeeld TPF (Third Party Funding ) of litigation funding (hierbij kan ik u graag verwijzen naar het artikel dd.11/12/2020 van voorzitter Peter Callens in zijn ‘voorzitter op vrijdag’ met de titel: “de balie bereidt zich voor op de komst van de Thrid Party Funding” alsook de aanbevelingen van de OVB hierover, goedgekeurd bij AV van 28/06/2023) en

SLAPPs (Strategic Lawsuits Against Public Partcipation).

 

Er komt nog veel op de advocatuur af, obstakels of opportuniteiten?

 

Bert Vandenreyt:

Er worden 3 hot-issues naar voor gebracht.

Over ieder onderwerp kan er een hele verhandeling worden geschreven, doch ik wens als volgt kort te reageren:

 

  • Een wijziging van deontologie waardoor advocaten bedienden kunnen zijn.

Ook hier ben ik van oordeel dat advocaten best vrije beroepers zijn zodat zij steeds onafhankelijk kunnen blijven.

Ik blijf me afvragen hoe een advocaat die bediende is en dus per definitie ondergeschikt is, kritisch kan blijven tov zijn werkgever.

In andere landen hebben ze hier reeds ervaring mee hoe dit deontologisch opgelost wordt. Dit moet onderzocht worden.

Ik blijf hier echter ernstige vragen over hebben.

 

  • Wat de proportionaliteitstoets inzake deontologie betreft, kan ik helemaal akkoord gaan.

De deontologische beperkingen moeten proportioneel zijn met het beoogde doel van algemeen belang.

 

  • Wat betreft vreemd kapitaal in advocatenvenootschappen ben ik geen voorstander van.

Ik besef dat vooral grote Brusselse en Antwerpse advocatenkantoren van oordeel zijn dat dit wel moet kunnen.

Een opmerking die gehanteerd wordt is dat advocaten en advocatenkantoren zoals we die nu kennen, onvoldoende financiële middelen hebben om aanzienlijke investeringen te realiseren, oa in kader van AI.

Wat dit aspect betreft, denk ik dan ook dat wij er moeten zorg voor dragen dat de OVB een (nog) sterkere financiële structuur krijgt waardoor deze in de mogelijkheid is om voor de advocaten in het algemeen bij te dragen in noodzakelijke belangrijke investeringen.

9.

De balie moet ook gezellig zijn. De balie van Limburg is de gezelligste van het land is het credo van de raad van de Orde.  Vinden de kandidaat vice stafhouders dat de balie Limburg te veel of te weinig geld uitgeeft aan feesten en gezelligheid?

 

Erik Schellingen:

De Balie Limburg is inderdaad de gezelligste balie van het ganse land, ontegensprekelijk. Dit was al zo aan de toenmalige balies Hasselt en Tongeren.

 

Ik heb alle Openingsconferenties van alle balies ooit bijgewoond en kan bevestigen dat onze Balie Limburg de typische Limburgse gezelligheid uitdraagt, die door elke advocaat wordt gesmaakt. Persoonlijk geloof ik in een zekere samenhorigheid, een confraterniteit, een verbinding die tussen confraters groeit ter gelegenheid van allerhande activiteiten op balieniveau met vooral grote dank aan inspanningen van de Conferentie van de Jonge Balie Limburg.

 

Er moet vanzelfsprekend budgettair correct en verantwoordelijk met het geld van de orde van advocaten Balie Limburg worden omgegaan maar wat dat betreft is er in het verleden m.i. nooit een probleem geweest.

 

Feesten en gezelligheid op tijd en stond. Dit moet kunnen en draagt ook bij aan het welzijn en de zelfrelativering van de Limburgse advocaat. Een balierevue is hiertoe altijd een hoogtepunt van een gerechtelijk jaar.

 

Bert Vandenreyt:

Ik vind dat balie Limburg op een verantwoorde en gedoseerde manier geld uitgeeft aan gezelligheid en feesten. Hier moeten geen bijkomende budgetten voor uitgetrokken worden. Uiteraard moet er rekening gehouden worden met inflatie. De organisatie van feesten en gezelligheid is deels in handen van de Conferentie van de Jonge Balie en de raad van orde. 

Deze dragen bij tot een goede sociale cohesie aan de balie en werken ( soms ) conflictvermijdend door de spreiding van de taken wordt een grote groep van advocaten bereikt, ook al blijft het moeilijk om iedere advocaat die deel uitmaakt van de balie Limburg te bereiken.

 

 

10.

Hoe zou u, als vice stafhouder, de verzuchtingen van advocaten over de werking van bepaalde rechtbanken aankaarten bij deze rechtbanken?

 

Erik Schellingen:

Het spreekt voor zich dat confraters die ‘verzuchtingen’ hebben ten aanzien van de werking van bepaalde rechtbank dit moeten kunnen ventileren aan de Balie Limburg, waarbij de stafhouder de persoon is die hierna in overleg zal gaan met de rechtbank en diens korpsoverste.

 

Naast een regelmatig, structureel overleg, moet de stafhouder altijd een ‘open lijn’ hebben met de rechtbank.

 

Een stafhouder vertegenwoordigt de balie en staat ter beschikking van de advocaten van zijn balie, altijd.

 

Bert Vandenreyt:

Advocaten die problemen ondervinden bij rechtbanken dienen dit te melden aan de stafhouder, zeker als dit structurele of steeds wederkerende problemen zijn.

De stafhouder dient dit op een doortastende maar diplomatische wijze aan te kaarten bij de korpsoverste.

 

Ik merk dat korpsoversten daar zeker voor open staan. Zij wensen ook een goede werking van hun rechtbank en wensen ook dat er kwaliteit wordt geleverd door hun magistraten zowel inhoudelijk en binnen redelijke termijnen. Korpsoversten verwachten ook dat hun magistraten tijdig aanwezig zijn op zittingen en dat deze zittingen vlot verlopen.

 

Als balie kunnen we onze wil wel niet opleggen aan de magistratuur, dit is dus steeds het voorwerp van gesprekken met de magistratuur en haar korpsoversten.

 

 

11.

Niet alle stagiairs maken hun stage af of veranderen tijdens hun stage van stagemeester. Hoe zou u de opvolging van de relatie tussen stagiairs en hun stagemeester organiseren?

 

Erik Schellingen:

De stage is een zeer vitaal onderdeel van de ontwikkeling van de advocaat, die “tot doel heeft de advocaat te vormen tot een deskundig en onafhankelijk advocaat, die de deontologie kent, het beroepsgeheim en de essentiële plichten van onafhankelijkheid en partijdigheid eerbiedigt, belangenconflicten vermijdt en zich de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die de grondslag zijn van het beroep van advocaat, eigen heeft gemaakt” (artikel 35

Codex Deontologie voor Advocaten).

 

Elke advocaat-stagemeester is zelf begonnen als advocaat-stagiair.

 

De opvolging van de relatie tussen een stagemeester en een advocaat-stagiair is bijzonder belangrijk. De stagecommissie binnen de Balie Limburg is alvast een meerwaarde, waarbij ook de rol van de Conferentie van de Jonge Balie Limburg essentieel is voor de (jonge) advocaat- stagiair. Als gewezen Jonge Balie voorzitter heb ik dit altijd zo ervaren. Ik ben overtuigd dat de we nog meer aandacht kunnen besteden als Balie Limburg aan de positie van de advocaat-stagiair om te vermijden dat er een snel vertrek is van de advocaat-stagiair en om ervoor te zorgen dat de advocaat-stagiair zich goed in zijn/haar vel voelt. De balans tussen werk en het privéleven en het welzijn van de advocaten-stagiairs zijn aandachtspunten. Het mentale welzijn van de advocaat in het algemeen trouwens (42% van de schadegevallen in 2022 bij Precura – onze verzekeraar gewaarborgd inkomen -hadden betrekking op een psychische problematiek van de advocaat).

 

Een structureel (verder) opvolgen van de stage door de Balie Limburg, het aanstellen van een specifieke vertrouwenspersoon voor advocaten-stagiairs alsook het geven van nuttige vormingen aan advocaten-stagemeesters (waar ook uiteraard de stagemeester voordeel uit haalt, zodat dit een win-win situatie is voor beide zijden) zijn speerpunten waar ik graag wil op inzetten. En last but not least, dé stafhouder – en bij uitbreiding de vicestafhouder - is ook bij uitstek de vertrouwenspersoon voor elke advocaat, stagiair en stagemeester.

 

Bert Vandenreyt:

De commissie van stage en tableau dient per stagiair ( en dus individueel ) een analyse te maken van wat er is misgelopen, deze informatie kan zij krijgen uit de verslagen van stagiair en stagemeester. Vervolgens lijkt het nuttig om zowel de stagiair als de stagemeester op te roepen voor de commissie zodat iedere partij zijn uitleg kan doen en er door de commissie adviezen kunnen gegeven worden aan de stagiair en aan de stagemeester. Als er echt iets fout loopt met een stagemeester  kan dit worden voorgelegd aan de raad van orde die in gesprek kan gaan met deze stagemeester  en zelfs  kan beslissen dat een advocaat niet langer kan optreden als stagemeester.


12.
Waarom vinden de kandidaten vice stafhouder dat we op hen moeten stemmen en niet op de tegenkandidaat?

 

Erik Schellingen:

De Balie Limburg heeft de keuze uit twee kandidaten-vicestafhouder, hetgeen een democratische luxe is.

 

Ik meen te mogen stellen dat zowel mijn gewaardeerde tegenkandidaat, confrater Bert Vandenreyt, als ikzelf valabele kandidaten zijn zodat het aan de Limburgse advocaat toekomt om de keuze te maken, waarbij ik andermaal verwijs naar mijn tekst ter gelegenheid van de indiening van mijn kandidatuur voor het vicestafhouderschap van de Balie Limburg: “Graag wil ik mijn ervaring en enthousiasme ten dienste stellen van de balie”

 

#ForzaBalieLimburg

 

Bert Vandenreyt:

Als lid van de raad van de Orde heb ik mij de afgelopen 10 jaren vooral toegelegd op de lokale balie en heb ik steeds oplossingen gezocht in het belang van Balie Limburg.

 

Met veel enthousiasme zou ik dat in de komende jaren ook willen doen, liefst als uw (vice) stafhouder.